keurmerk

Dit deel van de expositie gaat over de geschiedenis van televisie reportagewagens.

"Vooral premier Willem Drees staat niet te trappelen om televisie in Nederland in te voeren. Maar als televisie er eenmaal is, werkt hij er graag aan mee. Op de van Philips geleende reportagewagen registreert een N.T.S. cameraman een toespraak van vadertje Drees op het Binnenhof te Den Haag op 5 mei 1952." Foto uit het boek Hallo Hier Hilversum van Huub Wijfjes. Over deze reportagewagen gaat het volgende verhaal van Mies Bouwman.

Eerste reportagewagen.

"Reportages

De NB-9794 rijdt al sinds 1951 over de Nederlandse wegen. Dat gaat niet altijd even gemakkelijk. Want de NB-9794 is, met de trekker meegerekend, precies 14 meter en 25 centimeter lang. Daarbij is-ie ook nog 2 meter 40 breed en 3 meter 32 hoog. Van een kleintje kun je dus niet spreken. Van een lichte ook niet. 
De NB-9794 is een 14 1/2-tonner. Als je achter je stuur met zoiets een lekke band krijgt ben je wel een tijdje zoet. En zeker als je slechts één mechanische krik bebt om het gevaarte mee omhoog te krijgen zoals in de eerste jaren het geval was. Dat kost je dan wel een paar uurtjes - en zweetdruppeltjes - en angsten. Want als je te laat ter plaatse komt kan dat catastrofaal zijn - dan loopt de hele boel in 't honderd. Minstens 280.000 mensen kunnen je dan met plezier opvreten van woede en teleurstelling. Waarom? Omdat dan de uitzending niet door kan gaan. 
De NB-9794 is namelijk de reportagewagen van de Nederlandse Televisie-Stichting. In oktober 1951 kreeg men haar in bruikleen van Philips Eindhoven; na de experimentele periode werd ze door de NTS overgenomen. Ze heeft er dus al een behoorlijk aantal dienstjaren opzitten, en trouwe, mogen wij wel zeggen. Want in al die tijd heeft ze de kijker nooit in de steek gelaten. Wel bijna, zoals die keer toen de chauffeur halverwege Den Haag plotseling niet meer verder kon omdat hij geen benzine meer had. De opening van de StatenGeneraal dreigde onuitgezonden te raken. Maar de benzinevoorraad werd juist op tijd aangevuld.

En er was die dag, dat een monteur de motor eens goed in het vet had gezet - alleen nam hij gemeen vet, zodat na een paar kilometers alles volkomen in de soep was gedraaid. 'Sabotage' fluisteren ze nu nog in Bussum, maar niemand weet er precies het fijne van. Dan waren er nog de nodige keren dat poorten te nauw bleken of klap-bruggen te laag, wegen te zacht en bochten te eng: maar die dingen zijn ze bij de NTS alweer vergeten omdat er op het laatste nippertje altijd wel wat op gevonden werd. De wagen zit nog best in de verf en trekt door het opschrift 'Nederlandse Televisie-Stichting' bij haar verschijnen meer publiek dan Bram Polak op het Amstelveld. Overigens wel vreemd wanneer je die drommen zo uren ziet staan kijken, want van buiten is er verder niets bijzonders aan te zien. Van binnen wel, maar daar mag u niet komen. 
Om u echter een idee te geven kunt u het interieur het beste vergelijken met een minuscule combinatie van de regiekamer in de centrale controlekamer zoals die zich in de studio bevinden. Alles is er hetzelfde, behalve de temperatuur die nog hoger ligt en vooral ‘s winters bijna ondraaglijk wordt, omdat dan dag en nacht de elektrische radiatoren branden voor de apparatuur. Ja, die apparatuur. Permanent zijn in de reportagewagen aanwezig:

  1. drie camera's van het type 'image-orthicon' met volledige bedienings- en controle-apparatuur.

  2. zes keer honderd meter camerakabel. Misschien vraagt u zich nu af; waarom zes keer voor drie camera's en waarom stukken van honderd meter? Honderd meter is gebleken de gemiddelde lengte te zijn die een camera nodig heeft. En mocht in een uitzonderingsgeval de afstand tussen hem en de reportagewagen toch groter zijn, dan heeft hij daarvoor nog eenzelfde verlengstuk;

  3. een regietafel plus drie bijbehorende monitoren, waarachter de regisseur, geassisteerd door zijn scriptgirl, de commando's aan de cameramensen geeft en de beelden uitzoekt;

  4. een geluidscontroletafel met de nodige typen microfoons, zoals vaste micro's, die op standaards geplaatst kunnen worden, en handmicrofoons voor interviewers en omroepsters;

  5. 1000 meter microfoonkabel in stukken van 50 meter;

  6. een televisie-ontvanger waarop het uitgezonden beeld ter controle terugkomt. In verband hiermee kan ik u nog vertellen dat de antenne op het dak van de reportagewagen hiervoor dient; dat die antenne zes meter hoog is en bestaat uit zes in elkaar schuivende buisjes;

  7. een telefoon voor contact met Bussum, Lopik en de PTT;

  8. en garderoberuimte, compleet met wastafel en (beperkte) zitruimte.

Dat alles vult de 14 1/2-tonner, de NB-9794, die de eerste jaren van de Nederlandse televisie alleen van hot naar her, en van her zelfs één keer naar het buitenland trok, met name naar Antwerpen. Sindsdien is zij echter nooit meer de grens over geweest: misschien wel omdat ik me daar van zo'n bijzonder slechte kant heb laten zien en de mensen meer moeite heb bezorgd dan lekke banden en gebroken assen samen zouden kunnen doen. 
Het gebeurde overigens pas op de derde dag aldaar, de dag van de uitzending. Voordien hadden de mannen twee dagen lang technische zaken geregeld, camera's opgesteld en cadeautjes voor hun vrouwen gekocht. Ze speelden zelfs het veld in met een niet onverdienstelijk partijtje voetbal tussen de camera-regieploeg en de technici. De camera-regie won, verdiend overigens, door een prachtig doelpunt van De Witt. Maar misschien interesseert u dit niet.

Al bij al viel de hel van Deurne voor ons, televisiemensen, nogal mee, vooral omdat zowel de mensen in de reportagewagen als de diverse cameramannen op hun platformpjes door de firma Coca-cola rijkelijk werden voorzien van kratjes gelijknamig vocht op voorwaarde dat men één keer het grote reclamebord in beeld zou brengen. Hetgeen gemakkelijk beloofd kon worden omdat het zich levensgroot achter het doel bevond en missen ervan slechts gepaard kon gaan met het missen van een doelpunt. Er waren drie doelpunten: we kunnen geen Cola meer zien. Maar goed, het was dus in die prettige sfeer dat we ons enkele uren voor de uitzending naar het veld begaven, omhangen door bijzonder gewichtige en opvallende TV-toegangskaarten. Het stadion stroomde snel vol en het zal zo ongeveer een half uur voor de wedstrijd zijn geweest, dat ik plotseling tot de ontdekking kwam dat ik mijn tekst in de auto van de regisseur had laten liggen. Het was een vrij lang verhaal dat ik moest afsteken en dat ik goed uit het hoofd had geleerd. Alleen, de plotselinge gewaarwording van het niet meer te hebben in geval van nood deed me op slag iedere regel ervan vergeten. Er zat dus niets anders op dan het snel te gaan halen. Ik spoedde me door de duizenden en daarna door de hekken, rende naar de auto, vond het bewuste vodje en huppelde gelukkig maar haastig terug. 'Uw kaartje?' vroeg de suppoost toen ik hem voorbij scheerde. Geïrriteerd wees ik op m'n buik. Hij keek en herhaalde bevreemd: 'Uw kaartje?' Ik kan me nu wel ongeveer voorstellen wat hij gedacht moet hebben. Want toen ik ook keek, zag ik wat hij zag: geen TV-kaart! 

Mocht u nu denken dat er met wat gelonk en vrouwelijk raffinement in zo'n geval iets te bereiken valt, dan hebt u het mis, althans in Deurne. Achter de hekken mocht ik mistroostig als een wild dier door de tralies naar het land van belofte kijken. Nooit had ik kunnen vermoeden dat
de hel van Deurne zich zo letterlijk aan mij zou openbaren. De tijd rende echter voort en ongerust geworden door mijn lange wegblijven spoedde een van de televisiemensen zich naar de uitgang. Daar vond hij mij in treurige toestand. Hij kende mij al een tijdje, dus ook mijn zwakheden. Een mismoedigd wijzen op de plaats waar eens mijn entreebewijs had gegloried zei hem dan ook genoeg. Hij draaide zich om en liep terug naar de reportagewagen. Doffe ellende beving mij en de toestand werd er niet beter op toen hij me even later een broodje door de spijlen toestak. 'Het voederen der dieren is verboden,' riep ik nog bitter, doch hij knikte slechts bemoedigend. Uit pure lamlendigheid beet ik erin en moeilijk kan ik u de sensatie beschrijven die mij na die eerste hap beving. Want natuurlijk, u hebt 't al begrepen: er zat geen ham op, noch kaas - het broodje was belegd met zijn entreebewijs. Nog een beetje hijgend kon ik even later tot u zeggen: 'Goedenmiddag, dames en heren in Nederland en welkom in de hel van Deurne.'

Televisiepresentatrice van de A.V.R.O. Mies Bouwman schreef deze tekst 1956

Verhalen uit de beginjaren zijn plezierig om op te halen, vooral als de daarop volgende periode vooruitgang biedt. 
Jan Langelaar kan daarover meepraten. In '51 begon hij als chauffeur-monteur van het wagenpark van de NTS, dat toen bestond uit genoemde NB-9794 en een oude legertruc. Die diende voor alles: drie tot vijf ton belichtingsmateriaal moest er voor iedere reportage in worden vervoerd, want de camera's waren toen nog niet wat ze nu zijn en hadden enorm veel licht nodig om een goed plaatje te kunnen afleveren. Licht in de vorm van grote ,spots', die geleend werden van Polygoon en Cinetone, en bakken natte kwiklampen, loodzware dingen die watergekoeld werden zodat iedere bak ter plaatse met de waterleiding moest worden verbonden. En dat was nog niet eens de enige narigheid ervan. Ze hadden bovendien de gewoonte altijd net te springen als ze boven een orkest of dikke rijen publiek hingen. Ja, dat licht was een ellende.

Theaterdirecteuren, die na heel veel geconfereer hun angst voor het nieuwe medium ten dele hadden laten varen en schoorvoetend toestemden in het uitzenden van een voorstelling met als troost een behoorlijke som gelds, kregen de schrik van hun leven wanneer de televisiemensen aan het uitladen en opstellen gingen van al die lampen tot een gezamenlijk gewicht van zo'n ton of vier. Want denkt u niet dat een nachtscene dan nog donker bleef: alles werd overspoeld door een verzengende lichtzee die de acteurs hinderde en bezoekers uit de schouwburg deed wegblijven. Het was geen pretje om drie en een half uur naar 'd'ondergang van d'Amstelstad' te zitten kijken met een brandende vijfkilowatter op je achterhoofd. Na afloop was je er erger aan toe dan Gijsbrecht zelf.

U zult het dan ook alleszins kunnen begrijpen dat de hele NTS-ploeg - toch wel aan de warmte gewend - 't tijdens de reportage van 'Emperor Jones' uit de tropische plantenkas in Blijdorp, echt een beetje te kwaad kreeg en in korte broeken en blote basten heeft staan werken. 
Ontbloot van gevaren was genoemde reportage echter niet, getuige het verhaal van een der cameramensen die tot drie keer toe ongezien een kriebelende mug van zijn been trapte. En de vierde keer pas de tijd kon vinden naar beneden te kijken. Het kan natuurlijk zijn dat de man de gewoonte heeft van een mug een olifant te maken. Een panter heeft hij echter nooit bedoeld. En die stond er: levensgroot.

Zoals het aantal medewerkers, formulieren en zenduren in de loop der jaren is vermeerderd, zo is ook het wagenpark van de reportage-afdeling uitgebreid. Twaalf wagens telt 't thans en daaronder bevindt zich een tweede reportagewagen, de PB-7478, een 10-tonner die 'slechts' negen meter lang is en voorzien van talloze nieuwe snufjes: de chauffeurscabine kan gebruikt worden als commentaarruimte; de gehele wagen is air-conditioned; er zijn meerdere telefoontoestellen voor de verschillende posten zodat verwarring niet meer mogelijk is; een ultra-moderne geluidsinstallatie heeft de oude vervangen en overal hangen, in geval de stroom uitvalt, noodlampen die op accu's zijn aangesloten. 
Bovendien hoeft de antenne op de wagen, voor de televisie-ontvanger erin, niet meer met de hand uit elkaar geschoven te worden zoals in de oude wagen. Ze schiet door een druk op een knop pneumatisch tot een hoogte van 12 mtr. 

En dan de camera's. 
U heeft vast wel gehoord van het wonder der 'image-orthicons', camera's die bijzonder lichtgevoelig zijn, gevoeliger nog dan het menselijke oog. Beide reportagewagens zijn ermee uitgerust. Wég was de misëre van tonnen extra-licht, wég surplus aan warmte en wég onmogelijkheden als het uitzenden bij schemerlicht. Want met deze apparatuur is zelfs het onmogelijke mogelijk. Eigenlijk is er nog maar één probleem overgebleven: dat van de contrasten. 
Is het u bijvoorbeeld nooit opgevallen dat artiesten, die in een reportage optreden, zo dikwijls omgeven zijn door een aureool van licht, een 'halo' zoals de vakterm luidt? De oorzaak daarvan is een te groot contrast tussen kostuum en achtergrond. Wit, door deze camera's opgenomen, overheerst dusdanig dat het een uitstraling ten gevolge heeft die de technici tot wanhoop brengt. Natuurlijk worden medewerkers vooraf over dit facet ingelicht, maar ijdelheid kent soms geen grenzen en wanneer een juffrouw in een witte droomjurk naar de plaats van handeling komt en zegt niets anders bij zich te hebben, dan is er werkelijk geen fatsoenlijk alternatief: dat zult u toch met mij eens zijn. Vandaar dat men in de reportagewagen de televisiemensen vaak 'halo' hoort zeggen. Wat niet op een Rotterdamse afkomst duidt.

Uitgerust met genoemde apparatuur en camera's verschijnt de reportagewagen op de dag van uitzending ter plaatse. Aan dat verschijnen zijn natuurlijk wel de nodige besprekingen voorafgegaan; besprekingen met de politie om een parkeervergunning te krijgen; besprekingen met Publieke Werken om met de rechterwielen op het voetpad te mogen staan; aanvragen bij de PTT voor muzieken spreeklijnen; aanvragen bij de politie voor versterking om de nieuwsgierigen op een afstand te houden en verkeersopstoppingen te voorkomen. Maar dat zijn routinehandelingen waarover de NTS-mensen niet eens meer praten. Waarvoor zij niet hoeven te zorgen omdat de PTT dat deel voor haar rekening neemt, is de straalverbinding. ja natuurlijk, een straalverbinding, zeggen we allemaal in een matter-of-fact-toon. Maar weet u wat dat is? Ik niet, althans ik wist het niet. Nu heeft een geduldige man mij uitgelegd dat het ter plaatse opgenomen beeld naar een hoog punt in de omtrek gezonden moet worden, voordat het, via de hoofd-controlekamer in de Bussumse studio, in Lopik kan arriveren. Op dat hoge punt in de omtrek wordt een straalzender opgesteld. Soms is er evenwel nergens een natuurlijk hoog punt te vinden. Dan zit er niets anders op dan het natuurschoon voor de duur van de uitzending grondig te bederven door het optrekken van een toren, zo'n twaalf of veertien meter hoog.

Richtlijnen geeft men in Bussum voor dit alles echter niet. 'Geval voor geval is verschillend,' zeggen ze daar en zij zullen het wel weten. Voor een reportage uit een zwembad moest er tenminste een rails van dertig meter over de herenbadhokjes worden gelegd, zodat de camera rijdend de wedstrijd kon volgen; en voor een reportage van een orkest een rijvloer van zestien meter lang, op een meter hoogte. Geval voor geval is verschillend. En hoe! 
Eén ding is echter bij alle reportages hetzelfde, namelijk de aankondiging van de omroepster die zegt: 'En dan schakelen we nu over naar... voor een reportage van... Over dus naar. . . .' Al dan niet met haperingen waar nu de stippeltjes staan. En 'over' gingen we dan altijd: naar de tuinen van Paleis Soestdijk op koninginnedag, naar de Dam in Amsterdam voor de onthulling van het Nationale Monument, naar het Olympisch Stadion voor een interland-voetbalwedstrijd (pardon, voor de tweede helft van een interland-voetbalwedstrijd), naar Carriëre voor een reportage van circus Strassburger. We gingen over naar Nijmegen en Tiel, naar Volendam en Leiden. Maar hoe?

Ik ben bang dat ik 't u nog steeds niet kan vertellen, want dat hele schakel- en verbindingsprocedure is voor mij in al die jaren één groot raadsel gebleven. Vele keren heb ik m'n oor te luisteren gelegd in de centrale controlekamer waar technici door enkele van de tientallen telefoons commando's gaven als 'over, ja'. Doch het simpele feit alleen al dat ze weten welke telefoon met wie verbonden is, imponeert me iedere keer weer dermate dat ik aan het vragen naar de rest van de serie onbegrijpelijkheden niet eens toekom. Toen ik één keer de stoute schoenen aantrok en de haak van een der toestellen afnam, kreeg ik slechts te horen: 'ja, met de kantine'. Voor het leven ontmoedigd heb ik daarna opgehangen. Twee dingen kan ik u echter wel onthullen. Allereerst wat die witte balk, of streep zo u wilt, betekent, die direct na de aankondiging van de omroepster in Bussum, op uw scherm verschijnt. Is die u nooit opgevallen? Dan moet u de volgende keer toch eens goed opletten. Want dat en dat alleen, is het moment waarop het beeld studio wordt uitgeschakeld en het beeld van de reportagewagen op de zender wordt gezet.

En dan is er nog iets. Ik kan u - en daarover prijs ik me zeer gelukkig - de verklaring geven van althans één technische storing, namelijk die, welke plaats vond tijdens een reportage uit de City Music Hall van het 'cabaret der onbekenden'. Het duurde nogal even, zodat de omroepster in Bussum er zelfs een aparte aankondiging 'buiten beeld' voor moest maken in de trant van: 
'Tot onze spijt is er een technische storing, dames en heren, maar wij hopen dat ze spoedig zal zijn verholpen.' Nou, een storing was het wel, ja. Maar technisch? Vergeet ‘t maar rustig. Want wat was het geval? De uitzending liep ongeveer een half uur perfect met mooie plaatjes in een goed tempo. Op de maat van een bekend melodietje dartelden onbekenden af en aan en ‘t bleek een ongekend genoegen ernaar te kijken. Juist echter op het moment dat een juffrouw, die wel altijd onbekend zal blijven, zich vrijwillig in een knoop begon te wringen, gebeurde het. ‘t Beeld flikkerde, kwam weer op, vertoonde nog even vaag genoemde juffrouw in uiterste biologische verwarring en verdween toen volkomen. Algehele consternatie in TV-kringen. Wat zou er gebeurd zijn? Gewoon dit: de televisiereportage had dermate veel publiek getrokken dat de garderobe te klein bleek en de garderobejuffrouw, ook niet gauw uit het veld geslagen, het surplus aan jassen domweg in het aangrenzende kamertje aan knoppen en handles hing. Die juffrouw was even ontechnisch als iedere vrouw en kon dus echt niet weten, dat in dit kamertje de hoofdschakelaar zat die voor de elektrische voeding van de reportagewagen zorgde, en evenmin dat die handel, waaraan ze al drie jassen had gehangen, precies die befaamde hoofdschakelaar was. Ze hingen daar overigens best, maar bij jas no. 4 begon-ie een beetje te zakken, bij no. 5 nog iets verder en bij 6 sloeg-ie om. 
ja, zo was dat nou. De volgende morgen stond er in de krant: 'De aardige uitzending uit de City Music Hall werd helaas onderbroken door een technische storing.' Enfin, nu weet u 't."

Televisiepresentatrice van de A.V.R.O. Mies Bouwman schreef deze tekst in 1956.