keurmerk

Dit deel van de expositie gaat over de omroep A.V.R.O. en zijn oprichter Willem Vogt. 
Het is een aanvulling op het historisch overzicht van de N.S.F., 
vanwege de nauwe banden tussen de N.S.F. en de A.V.R.O.

Willem Vogt:

"Nederlands-Indië - nu lndonesië wilde het nieuwe middel aanwenden  om de eilanden met elkaar te verbinden.  Daar was radio immers geschikt voor.  Grote afstanden scheiden stukken land van elkaar, welke geen seindichtheid hebben om  dure kabels te leggen; bovendien een duur kabelschip in de vaart te houden. 

De radio was ontdekt in Indië.  Maar evenals nu de ruimtevaarders, waren de beoefenaars van een radio-beroep schaars. Een prettige toestand. De Indische PTT klopte aan bij de Genie om haar behulpzaam te zijn en vaklui te leveren  om in Indië stations te bemannen.  Daar profiteerde ik van. 
lk had er geen ogenblik aan gedacht, dat mijn bij de genie opgedane kennis en vaardigheid  in de regionen van de 'draadloze', eens in het 'burger'-Ieven zouden worden begeerd.  Wel was ik van plan mij aan te melden als gegadigde voor opzichter van fortificatiën.  Daarvoor werd een cursus georganiseerd, waarvoor een toelatingsexamen nodig was.  Luitenant A. L. Thierens, de man van de genie wiens naam onverbrekelijk aan de  vesting Naarden verbonden is, omdat hij er aan meewerkte een aantal knellende  militaire bepalingen voor de gemeente Naarden te verzachten, gaf mij les in algebra en meetkunde. 

Maar het zou zover niet strekken, want de majoor-commandant van het technisch bataljon liet mij weten, dat ik bij hem moest verschijnen.  Hij vroeg me: "Heb je zin om bij de PTT in Indië te dienen om daar de draadloze telegrafie  mee op te bouwen'?  "Het leek mij een fantastische toekomst en ik zei het in die geest. "Ga dan mee, dan bespreken we een paar details al wandelende"  (over het kazerneterrein Utrecht Damlust), want er zijn me hier te veel pannen op 't dak." (meeluisteraars).  De wijze waarop mijn Indische carriëre is ingeleid, is mij in het geheugen gegrift.

Want U als burger weet met welk een opschudding het wekt, althans destijds op een kazerneterrein, als een sergeant daar wandelt met een majoor.  Het was klaarblijkelijk geen 'op 't matje-geval', want zij voerden een geanimeerd en vriendelijk gesprek,  De kazerne lag plat van de geruchten.  Ik vertel dat enigszins uitvoerig, want 'de majoor' - R. Scheffer - is iemand op het kazerneterrein. Zelden zag men een sergeant om zo te zeggen 'bras dessus bras dessous' met een majoor wandelen.  De 'Inwendige Dienst' gaat aan zoiets niet achteloos voorbij.

Voor het ondenkbare geval dat een sergeant wandelt met een majoor zijn er voorschriften.  Iedereen salueerde de majoor met een intensiteit die het denken uitstraalde: "Wat doet hij als 'frère et compagnon' te wandelen met een sergeant". Als een kapitein voorbijkwam, salueerde hij de majoor verrast en uitbundig... Maar wat moest ik doen?  Ik moest, denkt U, even krampachtig de kapitein salueren.  Mis! In zo'n geval salueert de sergeant de kapitein niet, maar hij kijkt de kapitein zoals 't 'r staat  "eerbiedig aan".  De hele morgenwandeling keek ik telkens 'eerbiedig' meerderen aan', die de majoor groetten,  maar door mij niet gegroet werden, anders dan met de eerbiedige blik. 
De wandeling betekende mijn afscheid van de militaire dienst.  Noordhof, Lange Viestraat Utrecht, nam mij de maat voor een burgerpak.

Op voor toen voordelige voorwaarden trad ik in dienst van de Indische PTT.  Met de 'Prinses Juliana' vertrok ik op 13 mei 1911 naar Batavia (Djakarta).  Na een jaar te hebben verbleven op het telegraafkantoor Weltevreden (waar ik de 'recorder' een toestel met twee seinsleutels; één voor de punten en één voor de strepen van het morse-alfabet leerde bedienen en waar ik les gaf aan de radiotelegrafisten der Koninklijke Marine) werd ik achtereenvolgens chef van her radiostation Koepang (Timor) en Noesa Nive (Ambon).
In 1917 arriveerde ik op Bandoeng, om te werken onder de directe leiding van de grote baas, 
chef van de Indische radio, Ir. J. J. de Groot, een aantrekkelijke, informele chef met uitblinkende bekwaamheden.

Radio in Indonesië:

Een bagage vol verrassingen. Dr. De Groot was terug in Indië van verlof in Nederland, 
waar hij aan de Technische Hogeschool te Delft gepromoveerd was op een proefschrift 'Radio-Telegrafie in de tropen'. Het was 1917.  De reis naar Indië was al iets bijzonders geweest, want zij werd gemaakt op een pantserschip  van de Koninklijke Nederlandse Marine. Het was de 'Zeven Provinciën', die de reis via New York en Panamakanaal had gemaakt. 
Als Dr. De Groot terug kwam van weggeweest, kon men er zeker van zijn, dat hij merkwaardige 
zaken in zijn bagage meevoerde. 

Later realiseerde ik mij dat hij volstrekt revolutionaire nieuwigheden op radiogebied bij zich had.  Tot zijn metgezellen aan boord behoorde een talentvolle Delftse ingenieur, een jongeman,  die geleerd met zijn ogen knipperde als hij over een probleem nadacht. En hij dacht veel na.  In zijn bagage was een apparaat, waarvoor zijn vader de Nobelprijs had gekregen.  De jonge ingenieur was namelijk een zoon van Professor Einthoven te Leiden, de uitvinder van de cardiograaf. 

Er zijn weinig Nederlanders -buitenlanders trouwens ook- die niet eenmaal door de arts hun cardiogram hebben laten opnemen.  De jonge Einthoven wilde de cardiograaf voor een geheel ander doel dan een medisch gebruiken.  Als het menselijke hart subtiele elektrische stroompjes voortbrengt, die in staat zijn een grafiek te trekken op een papierlint, vraagt men zich af wat dit met radio van doen heeft.  De arts trok conclusies over de werking van het orgaan: Volgens de jonge Einthoven moest 't ongevoelig zijn voor luchtstoringen, die in de tropen de radio-ontvangst geducht kunnen hinderen.  Over deze radiocardiograaf later. 

Eerst willen wij de doos met verrassingen die Dr. De Groot ons liet uitpakken verder analyseren. 
Een van de verrassingen was een Von Lieben-buis, die op een sophisticated manier het werk verrichtte van een kristalletje dat wij al lang kenden en dat 'het einde' was van eenvoud. 
Dit apparaat maakte deel uit van een pakket 'lampen' zoals wij ze toen noemden. 
Sindsdien hebben die hun leven voortgezet als 'buizen'. 
Het waren Telefunken-ontvangbuizen, die een revolutie hebben teweeggebracht in de radiotelegrafie; en die radiotelefonie hebben mogelijk gemaakt. 
Ze waren onmisbaar om zogenaamde 'ongedempte golven' op te vangen; zelf te maken en op te treden als versterker van het seinteken. 
Een ware wonderlamp in haar voltooide staat gepatenteerd door de Amerikaan Lee de Forest. 

Een heel assortiment had De Groot in zijn bagage. 
Voor ons was dit het voor de eerste maal aanschouwen van een wonder. 
Een wonder dat heerlijke perspectieven bood. 
Zoveel was er ons te hooi en te gras, in een zwijgzame oorlogstijd over toegewaaid, dat wij nu verrukt stonden gebogen over 'the real stuff'. 

Telefunken-apparatuur om de 'lampen' in te gebruiken, was erbij. 
Geen ogenblik tijds ging verloren met het installeren van die apparatuur in een solide houten hut op palen, die tegen de berghelling van de Goenoeng Baroe was opgetrokken. 
De soliditeit van het gebouwtje hield verband met het aanwezig zijn van panters in de omgeving. Geen agressieve dieren nochtans. 
Het vertederend effect, teweeggebracht na de nachtwake, door de voetprenten van een moeder met vier jonge pantertjes, beletten ieder vijandig gevoel. 
Voor de ervaren telegrafist was het een weelde om met De Groots' meegebrachte apparatuur te werken.

Een dienstnacht op Tjangkring:

Des avonds om half negen reed een Ford -oud model- voor, bestuurd door een inheemse chauffeur, die de radiotelegrafist van PTT van huis haalde aan de Kebon Kawoeng in Bandoeng. 
Ik was die man.
De rit ging in snelle vaart; er waren weinig auto's via Dajeuh Kolot (het 'Oude Rijn' van Bandoeng) naar Tjangkring, een dessa op ongeveer een uur rijden van Bandoeng, aan de voet van het 
Malabar gebergte. 
De avondlijke reiziger was gehuld in kaki rijkostuum met fuseliershoed op het hoofd en een Sandeman-cape om de leden. 
In flambouw-licht een verschijning uit een roversvertelling. 
Op Corsica zou een onverschrokken lid van de Mafia, deze figuur des nachts met wantrouwen bejegend hebben ware hij hem tegengekomen. 
Niet zo maar tegengekomen, doch gezeten op een vinnige Sandelwood (Florespaardje) met de karabijnriem kruiselings over de borst. 
Op de rug de (geladen) karabijn: "Tegen de panters", luidde de voorgeschreven bescherming. Overbodig te zeggen, dat er nooit een schot uit de karabijn is gelost, of het moest zijn bij wijze van verstrooiing op met water gevulde flessen.

Na de aankomst van de auto in Tjangkring stond een inheemse stalknecht te wachten op de nachtelijke telegrafist. 
Deze besteeg de Sandelwood, die onder begeleiding van de stalknecht met flambouw, welke een spaarzaam licht verspreidde, de tocht bergopwaarts begon. 
Doel: de hut tegen de berghelling. 
Het paard keerde met de stalknecht naar het dorp terug; de telegrafist begon zijn nachtarbeid. 
De volgende morgen zou de pikeur met het paard terugkomen.
Het was mogelijk dat hij het tweede paard van stal haalde. Een merrie, die de onbegrijpelijke naam had gekregen van Manus. 
Manus was gedekt door de sandelwood. Zij had daaruit een schat van een veulen gekregen. 
Het moederpaard was niet tot het zetten van een stap te bewegen, tenzij het veulen meeging.
Of het nu avond was of overdag, het veulen dartelde in Bonanza-gangen om de merrie heen;
nu eens ver vooruit, danweer met snel 'geplokplok' uit de High Chapparal, opdoemend uit de achterhoede.

Een terras voor de hut gaf uitzicht op de grote weg daar beneden. 
Geen avond sloeg ik over om even op het terras te blijven stilstaan, om naar de tedere geluiden 
van de Indische avond te luisteren. 
De sterrenhemel met Fomalhaut en het Zuiderkruis, welfde over de bergwand. 
De Goenoeng Baroe in het oosten en de Goenoeng Pipisan in het westen. 
Op de Goenoeng Baroe stond het eindpunt van de kilometerslange ontvangantenne. 
Heel in de verte de lichten van Dajeuh Kolot, een wegenkruispunt; de wapperende flambouwen als voertuiglicht van een late grobak, -ruwe kar door os of paard getrokken- die van de markt 
terugkeerde. 
Op de tong-tong klonk een op morsetekens gelijkende boodschap. 
Het nachtelijke toneel ademde mysterie; geen spoor van vijandigheid; diepe weldadige rust, als een liefkozende hand over hoofdhaar strijkend. 
Een atmosfeer van puurheid in volstrekte windstilte. 
Het zachte komen en verdwijnen van dansende lichtjes die uit het niets te voorschijn kwamen
en in niets verdwenen. 
Een toneelschikking der natuur, die Guido Gezelle noopte te spreken van "Als de ziele luistert." 

Wij kwamen niet om te mijmeren; om te werken kwamen wij. 
Saptari, de bediende, had de petroleumlamp boven de werktafel ontstoken. 
Het tikartje -slaapmatje- in de hoek uitgerold. 
Een bidong -Indische wateremmer- had hij leeg klaargezet, want als er een invasie van vliegende termieten de openstaande deur binnendrong, moesten de duizenden larvelijven in de bidong 
worden gestort.: Om als lekkernij gebraden en opgegeten te worden (niet door mij). 

In het vertrek naast de apparatenkamer stond de cardiograaf, die de luchtstromingen moest temmen. Ervaring in vele nachten opgedaan, leerde het programma van de nacht voorzien. 
We zetten ons aan een rijk voorziene etherdis. 
De wereld diende zich aan: Daar waren, op een wenteling van het afstemrad: 
Nauen (Duitsland), Carnarvon (Engeland); voor een snuifje Frans kwam Lyon en voor Italiaans Bari. Wilde ik nog verifiëren met de Amerikaanse visie op de krijgsverrichtingen, dan gauw naar Cavite op de Filippijnen. Maar eerst om 10 uur het communiquë van stafchef General Oberst Ludendorff.

Krijgsverrichtingen? Jazeker! 't was volop oorlog in Europa. De eerste wereldoorlog!

Zonsopgang op Tjangkring.

Weinigen zullen in hun dienstvervulling zoveel zonsopgangen hebben gadegeslagen als de technische kluizenaar van Tjangkring. 
Honderden malen heb ik het feest beleefd van de Indische natuur, als de nacht wijkt voor de dageraad. 
Het was altijd kwart over vijf, als ik de eerste lichtveer zag aan de donkere hemel. 
De sterren van het zuidelijk halfrond schitterden in constellaties waarvan uit het westen en noorden komende waarnemers moeten wennen. Vijf minuten later zijn de lichtvegen overgegaan in rose en rood, welk zal aanjagen tot vlammende gloed. 

Winston Churchill heeft in zijn Soedan-tijd, toen hij de Mahdi bij Omdurman bestreed, als oorlogscorrespondent een zonsopgang in de woestijn geobserveerd.

Naar deze waarlijk dichterlijke beschrijving verwijs ik, om het voorspel te schilderen van de 
Indische zonsopgang, even voor een bloedrood tipje van de zonneschijf boven de bergkam uitkwam. Dan is de morgenstond in al zijn lichtpracht verschenen; dan ademt de natuur de prille frisheid van de nieuwe dag. 
Met het aansterken van het licht, zwijmelen de geluidjes van de radio in de hoofdtelefoon weg. 
De nacht is hoeder over de van ver komende seintekens. 
Met het toenemen van het licht steken ook de atmosferische storingen de kop op. 
De Europese en Amerikaanse stations vallen in het tumult weg. 
Dan hoort men de toontjes van de zenders nog wel, maar van de seintekens is geen coherente zin meer te maken:  We moeten wachten tot enige uren nadat in de avond de duisternis is gevallen.
Dan gaan de hevige luchtstoringen liggen; de nacht draagt het zijne bij aan het sterken van de seintekens; dan is de ontvangst weer goed.
Geen ledigheid nochtans. Er is veel werk te doen. 
Wij zetten ons aan het opstellen van het bulletin; lezen 't nog eens over en gaan dan achter het morsetoestel zitten, dat ons met Weltevreden verbindt. 
WL WL van TJK (Weltevreden, Weltevreden van Tjangkring). 

Terstond verschijnt het antwoord van Weltevreden op het papierlint, dat uit liet toestel stroomt. 
"Hier WL koml"
(Check)  In een half uur is de essence van de oogst van de nacht overgeseind. 
"Dank U Tjangkring. Goeie reis terug!" Eerst komt Saptari met de nassi goreng. 

De stalknecht is er met het paard Manus. 
Het dartele veulen loopt tegen enge 'tjotjes' -lage heuvels- op te hollen.
Manus doet zich tegoed aan wat paddi en brood. We stijgen op. 
Onderweg ontmoeten we de sandelwood met de peinzende Ir. Einthoven op de rug. 
Het veulen vindt de ontmoeting met zijn vader enig. 
Na een uitwisseling van ervaringen ga ik verder bergafwaarts; hij naar boven, naar zijn cardiograaf die de luchtstoringen moet verschalken. 
Maar het lukt niet erg: "We gaan het proberen" zegt Einthoven "...met vloeibare lucht voor het uitvriezen van het laatste spoortje storende damp in het vacuüm van het gietijzeren huis." 
Daarin rust het snaartje dat op mensenharten reageert; maar welk in de storm van impulsen door 
de luchtstoringen, verbijsterd raakt. 
Beneden bij de paardenstal wacht de chauffeur van de Ford, die mij naar Bandoeng 
via Dajeuh Kolot terug zal brengen. 
Over de weg knarsen de wielen van de grobaks die marktwaarts gaan in de stad,
beladen met Indisch fruit; de 'koelit langsaps', de mangistans, de saoemanilla's, de papaja's en, 
als 't seizoen is er, de doerians. De vrucht die als een mestvaalt ruikt, maar als slagroom smaakt.
Wie doerian lust, is lang genoeg in het land als westerling om het Indische land lief te hebben en het feest van de morgenstond mee te vieren.

Oogst van de nacht.

De officiële communiquës van de Duitse zender Nauen vingen om tien uur 's avonds 
-Tjangkringtijd- aan. Het was dan ongeveer drie uur 's middags in Duitsland. 
De golflengte: in de orde van grootte van 6 km. Ja, u leest dat goed: kilometers! 
De golven voor de lange-afstandverbinding waren toen inderdaad zo lang. 
Nauen seinde in een muzikale toon. Gelukkig, want de tropische luchtstoringen lieten nimmer af. 
Een hels lawaai. Altijd was er een achtergrond van gekraak. Het toontje van Nauen kon er
vrijwel altijd door het oor uitgezeefd worden, zoals men een goedgekende stem verstaat te midden van een tumult van zaalgeluiden. 
Het waren berichten over Duitse overwinningen in Frankrijk, zij het niet zo snorkend gesteld als in de tweede wereldoorlog. 
Ludendorff, de chef van de generale staf van maarschalk Von Hindenburg, gebruikte
dikke woorden; hoewel hij nimmer een nederlaag toegaf. 
Als er gesproken werd van "onze strijdkrachten openden een aanval langs Le Chemin des Dames, overrompelden de eerste Franse loopgravenlinies en drongen vervolgens tot diep in het Franse front door", gaf het aanstonds het vermoeden dat Ludendorff in zijn opzet niet was geslaagd. 

Het betekende voortgaan met de mededelingen optekenen over de krijgsverrichtingen aan het Italiaanse front. Waar het er aan de Isonzo niet zo best voor de Italianen voorstond. 
Daarna overwippen naar Lyon of Carnarvon (resp. Frankrijk en Engeland). 
Als na Ludendorff, admiraal Von Tirpitz begon met een ellenlange verdediging van de onbeperkte duikbootoorlog, een thema dat hij in alle toonaarden van zelfverzekerdheid gezongen had, 
liet ik 'm schieten. Op nieuws was ik uit; niet op polemiek. 

Als Von Tirpitz was uitgepolemiseerd, zou ik tot Nauen terugkeren maar nu eerst even luisteren 
naar Carnarvon of Lyon; dan nog een snuifje Bari (Italië) om te besluiten met de Amerikaanse 
visie van Cavite (Filippijnen). 
Ik begrijp dat u vraagt: "Hoe wist u dat Von Tirpitz uitgepolemiseerd was?" Zeer juist! 
leder telegram werd voorafgegaan door het aantal woorden dat 't bevatte. 
Aangezien de seinsnelheid bekend was, kon ik op de minuut uitrekenen hoelang 't duurde;
en weer op Nauen overschakelen, om te horen wat het, na Tirpitz, te vertellen had. 
Uit de Franse berichten bleek dat de Franse generale staf de volgende lezing gaf van het Ludendorff-communiquë: 
"De Duitse legers vielen, na een hevige artillerievoorbereiding, onze stellingen aan de 
Chemin des Dames aan en beukten onze linies met talrijke infanteriedivisies. 
Onze troepen hielden moedig stand en wierpen de vijand, die zware verliezen leed, terug 
op zijn uitgangsstelling." 
Carnarvon had een bericht van Sir Douglas Haig de Britse opperbevelhebber waarin toegegeven werd dat "one or two trenches had been lost", maar dat geen noemenswaard succes was bereikt. Bari gaf te kennen, dat 't aan de Isonzo verre van rustig was.

Cavite maakte er zich af door te spreken van de "usual activity on a reduced scale near the 
Chemin des Dames." Dan wisten we 't wel: de waarheid lag ergens in het midden.
In ieder geval waren er in het afgelopen etmaal geen beslissende slagen geleverd. 
Ik kon bij het krieken van de Indische morgen de balans van de wereld van de afgelopen nacht opmaken en uit de grote hoeveelheid opgenomen nieuws en genoteerde beschouwingen en meningen, een tuil essence schikken, waaruit het dagelijks bulletin aan de gouverneurgeneraal, 
graaf van Limburg Stirum, kon worden geperst. 
In de kamer van de cardiograaf van Einthoven stond aan de korte zijde van het vertrek een morsetoestel (telefoonverbindingen waren er alleen met Dr. De Groots hoofdkwartier in Bandoeng) dat in verbinding stond met 't telegraafkantoor van Weltevreden.

Radiocardiograaf.

De kabel- en satelliet-telefonie zijn nu zo ontwikkeld, dat het kabeltelegram een aflopende zaak is. 
Er was een tijd, waarin men het telefoneren over zeekabel wel kon vergeten, want de elektrische conditie van de kabel was vijandig aan het overkomen van het gesproken woord. 
Alles ging per morsetekens. 

De kabelmagnaten zouden stellig in de voorste rij hebben gestaan van de '200 van Mertens'. 
Deze heren kregen de schok van hun leven, toen de draadloze telegrafie was uitgevonden en Marconi van Poldhu (Engeland) naar New Foundland seinde. 
Paniek brak onder hen uit. 
De teistering van de radio door atmosferische storingen was echter zo hevig, dat de 
kabelmagnaten nieuwe moed schepten. 
Nu draaien ze al jarenlang hun hand niet meer om voor transatlantische en transpacific-kabeltelefonie; zijn ze machtiger dan ooit in het economische wereldbestel. 

Het enige waarheen ze met een verontrust oog kijken, is naar de satelliet-telefonie en naar het "verdampen" van steeds meer koper uit de landkabels in radioverbindingen met sterk 
gericht doel (straalzenders).
De kabel heeft een voorsprong op het etherverkeer, omdat hij immuun is voor de gevreesde magnetische stormen -aanwakkering van de elektrische zonnewind tot stormkracht die storingen in het etherverkeer over lange afstand verwekken-, zo is nu eens de kabel 'up' en dan weer de radio. Men ziet dat ook in de nimmer luwende strijd tussen de grammofoonplaat en het magnetische of film-lint. 

De luchtstoringen waren in 1917 een handicap voor de ontwikkeling van de radio-telegrafie. 
Er moest iets tegen worden ondernomen, vooral als men wilde overgaan tot optekening van de signalen op de papierband, die weer opvoering van de seinsnelheid toeliet. 
Bij het uitdenken van maatregelen om de luchtstoring te lijf te gaan, moest men zich afvragen: 
wat is het verschil tussen beider natuur? 
Het teken is opgebouwd uit muzikale tonen: De luchtstoringen vormen het ongeregelde 
'brouhaha' van stemmen, dat men hoort als men een deur van een drukbeklant café opendoet. 
Op dat verschil moest de aanval zich concentreren! 
Het snaartje van de cardiograaf, dat een duizendste millimeter dik was, werd verondersteld
voorkeur te tonen voor de welluidende toon. Gevoelig was het wel! 
Dat had de cardiograaf aangetoond, door te reageren op zwakke elektrische impulses van het menselijk hart. 
De 'snaargalvanometer', zoals de cardiograaf in de elektronische kringen van Tjangkring heette,
bleek integendeel een zeker behagen te scheppen in het optekenen van luchtstoringen.
Ir. Einthoven hoopte dat te verhelpen, door het vacuüm in het galvanometerhuis tot wereldruimte-leegheid op te voeren. 
Pompen zogen het laatste spoortje lucht en damp er uit. 
Bepaalde uitwasemingen van het vernis der spoelen werden opgezogen door een glazen slurf, gevuld met houtskool, gekoeld door vloeibare lucht. 
Met een blaasvlam roosterde ik klapperdoppen tot arang. (houtskool). 
Had u dan vloeibare lucht in Tjangkring? Neen!  Zelfs niet in Bandoeng. 
Van tijd tot tijd moest Mangoen, de mandoer, met een kistje met thermosflessen naar Batavia, 
om een nieuwe voorraad vloeibare lucht te halen. 
Hij wist niet wat hij vervoerde; zodat het geen bevreemding wekte toen hij uit Bandoeng opbelde
en vertelde dat hij door de politie gearresteerd was wegens verdenking, in het bezit te zijn
van een tijdbom.
Aan een van de thermosflessen was de sluitdop los geraakt; de vloeibare lucht verdampte met aanzienlijk gesis in de tropische middaghitte. Omdat dit in de trein begon, werd de arme Mangoen voor een gevaarlijk sujet gehouden door medepassagiers en treinbeambten.
We stelden Mangoen en de politie gerust door hen aan te raden de stop op de ontredderde fles te schroeven. 
Ook de intense ontluchting, die wel wat verbetering bracht, kon de cardiograaf niet vermurwen. 
Het oor van de telegrafist bleek de beste ontvanger, hetgeen die telegrafist niet onwelkom was. 
Wie staat er graag zijn positie af aan een instrument?

Vele jaren later werden de proeven in Nederland herhaald, bij Landsmeer.
Men had er wat op gevonden: De cardiograaf van Einthoven overwon de luchtstoringen. 
Maar de korte golf was mogelijk geworden, hetgeen de sneltelegrafie tot gevolg had: de 'kees-de-tippelaars'. 
De radio gaf de snaargalvanometer volledig aan de dokters terug. Als u een cardiogram wordt afgenomen, denk aan de historie van dit apparaat, dat te laat 'ja' zei in de geschiedenis van de radio.

Tangsibouw.

"Saptari, wil je vragen of de mandoer Mangoen bij mij komt?" "Saja toean! " 
Saptari was de Soendanese helper op het ontvangstation Tjangkring, bij Bandoeng. 
Hij trad tevens als kok op van de nassi goreng in de morgen. 
Deze spijs was de beloning voor een nachtwake, na het mandiën onder de koele waterstraal 
van de bergbeek, die via een bamboebuis zich spoedde naar de blote rug van de stationschef. "Mangoen! Toean dapet printa: bikin tangsi." De mandoer deed of hij z'n oren niet kon geloven! 
"Bikin tangsi........ Boeat apa?" De verbazing van Mangoen was begrijpelijk. 
Ik had hem meegedeeld dat er een kazerne moest worden gebouwd, op last van de hoge heren in Bandoeng.Hij had geantwoord met: "een kazerne... waarvoor?"

Dr. De Groot, de chef daar beneden in de Frisolaan in Bandoeng, had mij opgebeld en gezegd: 
"Er moet een tangsi op Tjangkring komen, bestemd voor een stuk of twintig bewakingstroepen, onder commando van een sergeant." 
"Maar meneer De Groot, wat doen we hier met bewaking? Er komt hier geen kip. 
Wie en wat moeten ze eigenlijk bewaken? " 
"Ik zie 't nut ook niet dadelijk van in, maar we leven nu eenmaal in oorlogstijd, en dan is iedereen wantrouwend tegen iedereen. Het departement van defensie wil niet, dat het ontvangstation, dat zulke belangrijke berichten uit de hele wereld opvangt, onbewaakt blijft.
Lain tida! Kun je die tangsi over veertien dagen klaar hebben?" 
"Als 'k 'm eerder klaar heb, waar kan 'k U dan opbellen?" antwoordde ik met wat sarcastische scherts, want het was duidelijk dat in veertien dagen geen tangsi kon worden gebouwd, die het Koninklijk Nederlands Indisch leger behoorlijk huisvesting kon verlenen. 
"lk dacht dat jij bij de Nederlandse genie was opgeleid?"
Dat was een uitdaging: "Baik toean!"("Goed meneer!") antwoordde ik Dr. De Groot: 
"Ik ga aan de slag en breng u rapport uit over de vorderingen." 
Dr. De Groot was een man die moeite had zich te bekommeren over de ambtelijke dingen die buiten zijn vakbelangstelling lagen. 
Hij was geheel in beslag genomen door de opbouw van een net van radiostations over de eilanden van de archipel en -alsof dat met genoeg was!- met de uitwerking van zijn levensdoel: het tot stand brengen van een wederzijdse verbinding, in één ruk, tussen Indië  -nu Indonesië- en Nederland. 

Administratieve rompslomp met het departement van PTT en zoals in dit geval met Defensie, 
het departement dat bij de inheemse bevolking bekend stond als: 'de kompenie', werd uitgevoerd door de referendaris Pas, mits de chef goed uitlegde wat hij wilde bereiken. 
Daarom had De Groot gezegd: "Vogt knapt dat wel op, hij heeft bij de genie de ene kazerne na de andere gebouwd".

Toen ik dat alles ook aan Mangoen de mandoer had uitgelegd, werd hij geestdriftig over 
de nieuwe taak.
Het was voor hem een bevrijding van het routinewerk. 
Hij mocht twintig dagloners aannemen, wat zijn aanzien als werkgever bij de Soendanese omwonenden slechts kon verhogen.
Wij hielden krijgsraad over het ontwerp van de tangsi met apart verblijf voor de
commanderende sergeant. 
Potlood en papier waren geduldig: Een bestek voor een comfortabele tangsi voor een 
detachement van 20 man was klaar. 
De volgende dag waren de twintig 'bouwvakkers' aangeworven; 'parangs' hakmessen geslepen 
en allerlei maten bamboespijlen gekapt. 
De plaats was zodanig uitgezocht dat koud stromend water volop aanwezig was, 
en op de goede plaats: Omdat immers de genie geleerd had, dat een zodanige vestiging stroomopwaarts moest worden gesitueerd, opdat de bewoners geen hinder zouden ondervinden
van wat hoger gelegen nederzettingen zouden afvoeren. 
Voor het milieu was gezorgd: Geen milieubederf hier.
Rakken, om geweren en militaire goederen aan te hangen, werden aangebracht. 
Geklopte bamboe vormde materiaal voor wanden en vloeren; voor latrines en wasplaatsen was minutieus gezorgd. 

Toen het detachement arriveerde, uitte het lof voor de bouwers van deze comfortabele behuizing. 
Het detachement bewaakte ons met wachtposten; hield oefeningen en bergbeklimmingen, eindigde ten slotte met het beramen en uitvoeren van voetbal-competities. 
Toen er bij voortduring niets gebeurde, trok Defensie de bewakingsopdracht in en gelastte de terugkeer van het detachement. 
De tangsi werd toen passanggrahan-hotelletje voor doorgaande reizigers uit het radiomilieu.
Onder de gasten bevond zich de luitenant ter zee eerste klas Jhr. J. C. Schorer, 
commandant van de eerste onderzeeboot van Nederland; later leider van radio-oefeningen aan boord van Hr. Ms. 'Zeven Provinciën', die moesten aantonen dat een verbinding van het station Malabar gehandhaafd kon worden gedurende de gehele reis van Soerabaja via Honolulu 
en New York tot de haven van Den Helder. 
Tijdens de proefnemingen ging het seincontact verloren na het passeren van de Caraibische Zee. 

"Kan 't of kan 't niet" 
Deze vraag bleef. Dr. De Groot liep knarsetandend rond. 
Zou zijn zender op Malabar, die voddige 10.000 km afstand met kunnen overbruggen?
't moest kunnen!
 't kon!

Malabar Bandoeng

Een avond en nacht op Malabar.

Malabar temidden van de thee- en kinatuinen, onder de rook van Bandoeng, bereikte men per autodienst via Dajeuh Kolot, een hoofddessa met een 'djambatan' (brug) over de Tjiliwoeng,
een dappere stroom.
Links ging men naar Tjangkring, het ontvangstation, rechts naar Malabar, waar de zender stond. 
Bij een bospad werd de auto afgedankt. 
Een ogenblik werd gewacht, want het was daar het rendezvous voor een cavalcade. 
Te paard zou vandaar de eigenlijke tocht naar Malabar worden ondernomen.
De hoogvlakte van Bandoeng was te vergelijken met de bodem van een diep bord. 
Wij moesten nu de geleidelijk glooiende rand of berghelling bestijgen die ons scheidde van het eigenlijke Malabar-gebergte. 
Bij dat woord 'gebergte' moet men met denken aan grimmige alpen, maar men mag de Malabar ook niet tekort doen door te smalen op 'uit hun kracht gegroeide heuvels'. 
De 'bergen, die al op een hoogte van 1500 meter boven de zeespiegel, oprezen, waren minstens 800 meter hoog. 

Tussen twee toppen was de Malabar-antenne afgespannen, die daalde tot in de kloof tussen de twee pieken in. Daar was het station Malabar. 

Een groep van vijf tot zes officials, verzamelde zich bij het bospad.
Het was de bemanning voor de nacht op Malabar. 
Daar verscheen de 'toekang koeda' (rijknecht) met de zes rijpaarden, degelijke Australiërs en een enkele sandelwood. Het was ongeveer vier uur in de middag. 
Met de zon al achter de bergrug wegduikend, reden wij in zigzag naar boven.
Dr. De Groot - de chef opgewekt babbelend - in de achterhoede. 
Het was dat heerlijke Preanger-landschap, met zijn rijke bomen en plantengroei. 

Halverwege de tocht was de paardenstal. De viervoeters waren altijd met enige moeite te bewegen 
de tocht hier niet als beëindigd te beschouwen. Want hoezeer ze door de toekang koeda
nauwelijks van stal gehaald waren, om de dagelijkse cavalcade te vormen, ze wilden altijd
weer naar hun stal die hun blijkbaar een goed verblijf bood terug. 
Maar ze moesten ons eerst brengen naar het plateau waarop de zendergebouwtjes stonden; 
en waar ze als beloning een koele dronk konden zuigen uit een, onvoorstelbaar helder, bergmeer. 

Er bleek een gezelschap bezoekers te zijn, op uitnodiging van de secretaris van de gouverneur-generaal te Buitenzorg.
Die avond zou er gepoogd worden naar Nederland te seinen.
Wij hoopten -wat wij zo vaak gehoopt hadden- het verlossende telegram (per draad! ) te ontvangen: "Wij ontvingen uw tekens keihard."

Dr. De Groot was een volmaakt gastheer. Zijn jovialiteit werkte aanstekelijk: 
Hij was altijd bereid tot het vertellen van sterke verhalen en anekdoten uit zijn loopbaan. 
Na de maaltijd hulden wij ons in, ietwat, warme kleding, want de nachten van de Malabar waren frisjes.  Zelfs was er een vierpits petroleumstel met brandende lonten om, wie buiten geweest was, even wat hurkwarmte te geven.

"Mijne heren"... begon Dr. De Groot zijn vriendelijk lerend betoog, 
"U bent hier op de Malabar; zodadelijk gaan we Nederland aanroepen, omdat wij de bewijzen in handen hebben, dat we -met de energie die wij de ether in blazen- Nederland met een voldoende veldsterkte kunnen bereiken. Wij doen dat met een Poulsenboog. 
Dat is een met 600 ampères gevoede boogvlam, die tussen sterke magneten brandt, omdat zij een groot aantal malen per seconde moet worden gedoofd en opnieuw ontstoken. 
Stel u gerust: Dit geschiedt automatisch. Omdat wij een golf van twaalf kilometer gebruiken 
en onze antenne geschikt is een golf van zes kilometer lengte te accommoderen, moeten wij die antenne op kunstmatige wijze verlengen om in de pas te blijven. 
We doen dat met een spoel van koperdraad, die tot een spiraal gewikkeld is. 
Het huisje waarin hij staat, hebt u zoëven gezien. 
De spoel moet namelijk zó groot zijn, dat zij in een apart huisje moet worden ondergebracht." 

De Groot glimlachte bij de herinnering aan de ervaring die hij, bij het eerste uitzenden op twaalfkilometergolf, opdeed. 
Wij wisten dat hij voor niets de kans zou mislopen, om het gezelschap die ervaringen te vertellen.
Hij ging op de punt van de tafel zitten, om het zo sappig mogelijk door te geven. 
Hij zag er wat wonderlijk uit, in een tropische omgeving, want over zijn toetoep-pak droeg hij 
-wat men in die dagen in Nederland bestempelde als- een 'jachtvest' van wol. 
Het was een wapen tegen de kou van Malabar. 

De spoel stond opgesteld in een houten gebouwtje, dat -tegen de Malabarwind- van stevige makelij was; daarom met metalen schroeven bijeengehouden. 
Er gingen onnoemelijk veel ampères door de windingen van de spoel, zodat het magnetisch veld
in het huisje als 't ware met een mes gesneden kon worden.
Toen de spoel voor de eerste maal werd ingeschakeld en wij op de golfmeter met grote voldoening waarnamen dat de uitgezonden golflengte precies twaalf kilometer was, stormde de mandoer binnen. Hij was in opgewonden toestand en stiet kreten uit als "Api, toean, api besar di dalem roemah kawat. Ajer tida bisa..." Hetgeen -zoals u allen weet- betekent:
"Brand! Patroon! Grote brand! in het draadhuis... Blussen met water haalt niets uit". 
Wij zetten de boog stil en begaven ons naar 'roemah kawat'. 

De ijzeren schroeven- die met honderdtallen in het hout geschroefd zaten waren alle vuurrood geworden, omdat de elektrische stroom die door de spoel werd gevoerd, in het huisje een zo sterk magnetisch veld had verwekt, dat het ijzer van de schroeven roodheet geworden was. 
Gloeiende schroeven waren de oorzaak van evenveel kringetjes rook. 
De volgende dag besteedden wij aan het uithalen van de ijzeren schroeven en ze vervangen door koperen. Koper wordt niet gemagnetiseerd. Het is een non-ferro-metaal. Met koper ging alles goed.
 
De beta's onder liet gezelschap knikten begrijpend.
"That reminds me..." vervolgde Dr. De Groot, want er waren ook Angelsaksers onder de gasten,
"...dat ik u moet waarschuwen, voorzichtig te zijn met uw horloges; de taatsen zijn wel van ferro-metaal, en dus onderhevig aan het sterke magneetveld van de boog. U zult er goed aan doen, uw horloges bij mij in te leveren, opdat ik ze op een veilige plaats kan leggen, want u zult vanavond allen om de boog staan." 
Met gretigheid werden de horloges ingeleverd en in de kamer van de chef opgeborgen. 
Er waren gouden horloges bi; polshorloges, kleine en grote uurwerken: Een enkele was een miniatuur Yse Ysinga, want de stand van de maan was er op af te lezen. 

De werkende boog werd in de vooravond gedemonstreerd.
Door een mica venster kon men de boogvlam in de boogkamer zien branden. 
De punten en strepen van het morseschrift, waarmee Nederland werd aangeroepen: 
"PAA van PCG", kon men in zekere verstarringen van de vlam tot uitdrukking zien komen. 
Vol spanning werd er gewacht op een antwoord per kabelgram uit het moederland. 

Maar ook dit keer bleef liet verlossende woord uit. Toch deed onze boog 't goed.
Gebleken was dat haar stem doordrong tot -op zijn minst- Poeloe Samboe, voor Singapore;
en even later zou blijken dat ook Honolulu 'op sloffen' werd 'gehaald'.
Dat was dan toch maar een afstandje van 6000 km. 

Zou een boog die 6000 km overbrugt, die voddige 4000 km erbij halen, welke nodig waren om in Nederland, voet in de ether te krijgen? 
Uitgelegd werd hoe de boog in een atmosfeer van waterstof moest branden, om soepel aan en 
uit te gaan -vele malen per minuut- hetgeen voor een gave seinteken nodig was.
Hoe wij aan waterstof kwamen in het door de eerste wereldoorlog met gebrek geteisterde Indië? Langs de Weg der elektrolyse ging dat niet. 
Daarvoor waren er geen accu's genoeg, dan maar uit een ordinaire koolwaterstof -petroleum- 
de waterstof afgescheiden en de koolstof neergeslagen.
 
Dus petroleum in de boogkamer gedruppeld; welke druppels door de hitte van de boogvlam gescheiden werden in de samenstellende koolstof- en waterstofatomen. 
Die koolstof -ordinair: Roet- werd er af en toe uitgeveegd. Hoewel men daarbij moest oppassen de boogkamer niet te vroeg te openen, want de kamerinhoud moest gelegenheid krijgen af te koelen. 
Was men ongeduldig dan opende men de boogkamer te vroeg. De dampkringslucht drong in de boogkamer door, verwekte daar met de resten der waterstof en de hitte die achter gebleven was, knalgas. Een griezelige zaak. 
Het moleculaire roet werd door een explosie in onze gezichten geslagen. De knal toverde ons allen terstond om in zwarte pieten. 

"Waar krijgt de boog die 600 ampères vandaan?"
De vraag moest wel gesteld worden, want hoe komt men in het geïsoleerde Indië, aan een aggregaat, dat enerzijds een mechanische beweegkracht oproept (benzine-motor) en op dezelfde as een opwekkingsinrichting voor elektriciteit? 
Een gelijkstroomdynamo!, die in staat was 600 ampères af te geven?
Men kende de vindingrijkheid en de overredingskracht van Dr. De Groot slecht, als men hem geen kans gaf zulks te 'versieren'. 
Voor de mechanische aandrijving van de dynamo werd een vliegtuig van het type Glenn Martin van het leger gehuurd. 
Het werd -wat de motor betreft- opgesteld onder een afdak naast de seinzaal en voor de dynamo werd eenvoudig een stadswijk van Batavia van haar elektrische tram beroofd. 
Om daarna dit apparaat in de gelegenheid te stellen de boog te voeden. 
De vliegmotor had -natuurlijk op de grond blijvende- niet de afkoeling die hij in de lucht genoot, zodat slechts een kwartier mocht worden uitgezonden om de motor gelegenheid te geven af te koelen.

De 'toekang koeda' arriveerde met de paarden om de gasten 'naar beneden' te brengen. 
De mandoer begaf zich naar Dr. De Groot om de horloges. Verschrikt deze greep hij in de zakken van zijn jachtvest. Ze waren er, maar zou hij daarmee niet enige tijd bij de boog hebben doorgebracht? 
't Zal altijd een geheim blijven.

De laatste stuiptrekkingen van de eerste wereldoorlog.

Het liep nu -na vijf jaar wachten- toch op zijn eind. Duitsland was aan de verliezende hand. 
Een groot offensief van de geallieerde legers in het westen, ging samen met activiteit van de Amerikanen aan de Maas. 
De Indische kranten hadden van de gouverneur-generaal gedaan gekregen, dat ook zij kennis mochten nemen van her dagelijks bulletin van Tjangkring. 
Het nieuws uit de bergdessa werd elke dag met spanning tegemoet gezien.
Uit Europa kwam langs, door de Britten beheerste, kabels geen betrouwbaar geacht nieuws. 
De weg langs Amerika, na de 'Lusitania' in de oorlog betrokken geraakt, was niet betrouwbaar geacht door de fictie van de Nederlandse 'neutraliteit'. 
Op de radio vertrouwde men wel: Men kon 'checken', vergelijken.
En uit vergelijking van bronnen conclusies trekken over de waarheid. 

Nimmer was de radio zo'n dienares van de dagbladpers.
'Soerabaja's Handelsblad', 'De Locomotief' (Semarang), 'Nieuws van den Dag', 'Javabode', 
'Bataviaas Handelsblad', 'Preangerbode' (Bandoeng) staken hun lof voor het nachtelijke werk 
van de eenzame telegrafist op Tjangkring niet onder stoelen en banken. 

Deze telegrafist leidde twee jaar het leven van een 'warme bakker'. 
Overdag slapen en 's nachts werken. 

Nu naderde de apotheose: Plotseling een anti-climax! 
ANETA leverde het bericht van de wapenstilstand!! 
Ik kon het niet gemist hebben, want ik was dag en nacht op Tjangkring gebleven, om de ontknoping van het vijfjarige drama niet te missen. Het drama dat Europa verscheurd had en gedompeld in een poel van vuur en ellende.

Ik wachtte die avond met ongeduld op het communiquë van Ludendorff. 
Daar was Ludendorff. Met kloppend hart nam ik 't op. 
In Bandoeng was de feestvreugde na het ANETA-bericht al geluwd, omdat er twijfel was
uitgesproken -door ANETA- aan de juistheid.
Tjangkring haalde weer moed binnen! 
Een lange litanie van Von Bethmann Holweg, de rijkskanselier, ging vooraf en somde op,
hoezeer Duitsland van goeden wille was geweest om vrede te sluiten, maar dat de harde voorwaarden der geallieerden overleg hadden belet. 
Nu was er zoveel ellende bijgekomen, dat - 't klonk als een verzuchting : "so we had to accept". 

Nu was er geen twijfel meer: De Duitsers hadden de vredesvoorwaarden aanvaard. 
"So we had to accept." De eerste wereldoorlog was ten einde. 
Een hele wereld haalde weer vrij adem. Een nachtmerrie van menselijk leed en beproeving was voorbij! Nu zou alles weer goed worden. 

Deze oorlog had voor altijd een einde gemaakt aan het oorlogvoeren tussen de staten.
In het bos van Compiegne, in de spoorwegrijtuigen, die zovele omina zouden blijken, werd de wapenstilstand getekend. Generaal Foch had getriomfeerd. De Duitsers waren verslagen. 
Tronen stortten in; de Duitse keizer vluchtte naar Nederland; de Fransen marcheerden 
triomfantelijk de steden van Elzas en Lotharingen binnen.
De 'Lusitania' was gewroken. 

Het Duitse leger golfde als een ordeloze en haveloze troep door België naar de geschonden haardsteden. 
Ik kan mij geen groter nacht voor een journalist voorstellen. 
Aan iedere vinger van de hand top-wereldnieuws! 
Over de Russische revolutie werd nauwelijks gesproken.
Koning Albert was immers aan het hoofd van zijn troepen in Brussel binnengetrokken. 
Als een bom viel de mededeling in de Indische maatschappij; Troelstra deed een greep naar de macht! 
Wat er precies aan de hand was, bleef onduidelijk. 
De radio -die zoveel geloofwaardigheid was toegerekend- faalde over Nederland te rapporteren. 
Er was daar immers geen zendstation als in Nauen. En Nauen had genoeg aan het eigen leed en de eigen vernedering. 
Het kon geen aandacht schenken aan de bejubeling van Koningin Wilhelmina op het Malieveld 
in Den Haag; met de jonge Prinses Juliana. 
Het uur van generaal Duymaer van Twist had geslagen. 
Tjangkring had het gevoel van een lege schouwburg na een succesvolle voorstelling. 
De berichten bleven vloeien, maar de sensatie was er af.
We keerden tot normale toestanden terug.
Het was voortaan niet meer Tjangkring dat de show stal, 't werd Malabar! 
Daar was een zendstation gebouwd, dat grimmig besloten was de afstand naar Nederland te overbruggen. 
Het epos Malabar werd 't nieuwe stuk, dat onder regie van Dr. De Groot zou worden gespeeld!

Willem Vogt

Willem rijdt op Manus

Willem Vogt

Gezeten op 'Manus', op weg naar zijn nachtelijke taak op Tjankring.
In 1917 was Vogt aldaar en zijn paard was niet zijn enige vervoermiddel:
"Des avonds om half negen reed een Ford -oud model- voor, bestuurd door een inheemse chauffeur, die de radiotelegrafist van PTT van huis haalde aan de Kebon Kawoeng in Bandoeng."

Willem Vogt was die man. 

"De rit ging in snelle vaart -weinig auto's- via Dajeuh Kolot -de "Oude Rijn" van Bandoeng- 
naar Tjankring, een dessa, ongeveer een uur rijden van Bandoeng, aan de voet van het
Malabar gebergte."

Bij Malabar is het station, waar Willem Vogt 
naartoe op weg was.
Dit is de zenderafdeeling van de bedrijfscentrale. Foto uit 1928, toen Willem Vogt al weer in Nederland was.

Willem Vogt en dr ir. C.J. de Groot 
bouwden een booglampzender waarmee zij
in één keer Nederland konden bereiken. 
Hiermede was de Nederlandse omroep begonnen.

Bij Malabar is het station, waar Willem Vogt naar toe op weg was.

Malabar Bandoeng verbindingsstation van de Nederlands Indische PTT waar Willem Vogt werkzaam was.

Malabar Bandoeng 
Verbindingsstation van de Nederlands-Indische PTT, waar Willem Vogt werkzaam was. Bedrijfscentrale te Bandung, op de ontvangafdeling. 

Foto uit 1928, toen Willem vogt al lang weer in Nederland was.

Zenderzaal van de bedrijfscentrale te Bandoeng Indonesië.

Zend en ontvang afdeling van de bedrijfscentrale.

bandoeng05.jpg (40117 bytes)

De studio in Malabar Bandoeng, Indonesië.

Heeft veel weg van een knusse buitensociëteit 
uit een buitengewest.
In de verte hebben de eerste studio's van de H.D.O. wel wat weg van deze studio. 

Foto 1928.

(Red. Vergelijk ook met studio waarin Jo Cals, gezeten voor een wapperend vaantje, den Volke toesprak.)

Antennes bij radiostation Tjimindi Bandoeng 
ten behoeve van telefoonverbindingen.

Antennes in Bandoeng ten behoeve van telefoonverbindingen.

"NSF gelegenheids marconist"  Willem Vogt,

Willem Vogt ging weer terug naar Europa, meteen na de eerste wereldoorlog, en ging bij de N.S.F. werken.

Pionierswerk bij de jonge vooruitstrevende Koninklijke Luchtvaart Maatschappij.

Over de vruchtbare en inspirerende samenwerking tussen de in 1919 gestichte Koninklijke Luchtvaart Maatschappij en de
één jaar eerder geboren N.S.F., is op andere pagina's meer te zien en te lezen. 

Als noot:
"NSF gelegenheids-marconist" Willem Vogt, 
die in de zomer van 1922 met Sillevis de historische vlucht Waalhaven-Croydon en terug maakte, was "chef-verkoper" van de toenmalige NSF. 
Zijn ervaring als marconist en pionier kwam hem ook nu weer goed van pas.

Uit het boek 60 jaar KRO.

Willem Vogt

Willem Vogt

Willem Vogt (1888 - 1973). 
Journalist, omroeper, bedrijfsleider en bolhoed-burger. 

Foto uit de collectie van het Omroepmuseum.